Het toeval wilde dat Doorenweerd bij bezoek aan de AaBe fabrieken stuitte op een situatie die letterlijk van de hand van Matta-Clark had kunnen zijn. Op de eerste etage van de voormalige wasserijen trof de kunstenaar een groot gat in een betegelde muur aan, dat uitzicht bood op de voormalige ververij, één van de laatste toevoegingen aan het AaBe complex en ooit van een majestueuze industriële pracht, van een socialistische decoratie voorzien door de Moergestelse schilder Jan Dijker. Het verval dat in ruim zeven jaar tijd in deze ruimte is opgetreden is fenomenaal. Doorenweerd besloot deze anonieme ingreep, die in essentie al af was, te perfectioneren, door de gekaderde ruimte schoon te maken en opnieuw vorm te geven, in een uiterst strenge regie. Opnieuw speelt muziek een cruciale rol in dit werk. Doorenweerd laat zijn complete, uiterst eclectische muziekcollectie onderdeel uitmaken van het werk. De muziek wordt at random afgespeeld, waarbij de grootst mogelijke contrasten de revue passeren. De collectie is zo groot, dat gedurende de expositieperiode nooit tweemaal dezelfde muziek gehoord zal worden en de toeschouwer die dit werk herhaaldelijk wil ervaren, dat steeds op een andere manier zal doen, mediterend op middeleeuwse muziek, dan wel wakker geschud door hardcore punk. Doorenweerd toont zich een ingenieuze manupilator van de waarneming en leidt de blik naar voren, de oude ververij in, en opwaarts naar de hemel. (Chris Driessen, catalogus Space, now and then)
terug naar boven